“Ik moet gewoon doorzetten. Gewoon dóórgaan. Want als ik nu ga zitten, kom ik er straks misschien niet meer uit’, zegt Anne. Haar stem breekt bijna.
Ze haalt diep adem. ‘Rouwen komt wel. Maar niet nu. Nu moet ik eerst voor mijn vader zorgen. De kinderen hebben ook mijn aandacht nodig. En mijn team op het werk heeft me ook nodig. En ik moet nog ergens naar de tandarts.
Dan komt rouw daarna wel.“
Herkenbaar?
Doorzettingsvermogen.
Heb jij dat ook? Dat gevoel dat je eerst ‘nog even dit’ moet doen voordat je ruimte mag maken voor je verdriet? Dat je sterk moet zijn. Volhouden. Niet klagen. Gewoon doorgaan. Want dat is wat je altijd hebt gedaan.
En eerlijk is eerlijk: het heeft je ver gebracht. Die doorzettingsvermogen om niet bij de pakken neer te zitten, om te blijven gaan, om vol te houden als het moeilijk wordt. Die is ook bewonderenswaardig.
Ik hoor het vaak in mijn praktijk.
En als ik eerlijk ben? Ik hoor het ook nog wel eens in mezelf.
Tweejarig turfje
Ik kreeg het vroeger vaak te horen: “Wat ben jij een doorzetter!” En ja, daar was ik trots dan op. Ben ik nog steeds. Want het heeft me veel gebracht.
Als klein meisje, een tweejarige peuter met een mooie rode jas, stond ik al te prutsen bij de achterdeur. Jas aan. Klaar om buiten te gaan spelen. Alleen… die rits hè. Die moest nog dicht. En ik wilde dat zélf doen. Geen hulp. Geen inmenging.
En voor een tweejarige is dat een hele uitdaging, kan ik je vertellen. Of liever mijn mams.
Zij vertelde dit verhaal vaak. Hoe ik eindeloos bleef proberen voordat ik de rits dicht kreeg. Hoe ik mijn speeltijd opofferde, puur omdat ik door bleef gaan.
En uiteindelijk?
Lukte het! Ik glunderend. Trots. Mijn moeder ook.
En zo ontstaat er een overtuiging. “Ik ben goed als ik volhoud. Als ik het zelf doe. Als ik door blijf zetten.”
Mooi maar verraderlijk
En wat een waardevolle eigenschap is dat toch: doorzettingsvermogen. Jezelf ergens toe zetten. Niet zomaar opgeven. Niet bij de eerste tegenslag afhaken.
Maar … niet altijd.
Het heeft ook iets verraderlijks. Want deze eigenschap, die kracht, die wil om het zelf te doen, is goud waard, tot het je opbreekt.
Dat tweejarige turfje nu
Zoals recent, toen ik andere dingen liet liggen.
Ik was bezig met een technische klus op mijn computer. Ik moest iets voor mekaar krijgen. En ik wist ook dat ik het kon. Dus vroeg ik geen hulp. Wilde het zelf doen.
Ik bleef het maar proberen. Uren heb ik er aan besteed. Dagen zelfs.
En uiteindelijk? Gelukt. Trots
Maar ook kostte deze doorzettingsvermogen mij: onrustige nachten. Hoofdpijn. Vermoeid. En tijd verloren. Heel veel tijd zelfs.
Dus tsja…
Had ik dit nou echt alleen moeten doen?
Had ik zo lang door moeten zetten? Of beter al eerder om hulp kunnen vragen?
Overtuigingen
Overtuigingen die we zoal in ons leven hebben opgedaan zijn waardevol.
Eigenschappen zoals doorzettingsvermogen kunnen zodanig in ons systeem gaan zitten dat we het nauwelijks meer door hebben. We hebben ze ons vroeger ooit aangeleerd. Omdat we dan aandacht kregen. Ons er veiliger door voelde. Of misschien wel omdat we daardoor complimenten kregen. “Dat we zo sterk waren”, (terwijl we misschien wel wilden huilen). Of omdat de maatschappij er nu een positief label aan hangt. En we er zelfs als volwassene wel trots op zijn.
En daar is niks mis mee, zolang ze ons tot steun zijn. Maar soms, in bepaalde situaties, werken die overtuigingen juist tegen ons. Dan lijkt het of we niet anders kunnen. En herkennen we ze niet meer als een kracht die we in kunnen zetten. En dat we daar een keuze in hebben.
Doorzetten bij rouw
En dat is precies wat ik ook bij rouw zie.
Ik zie het in mijn praktijk. Mensen met doorzettingsvermogen. Heel veel doorzettingsvermogen. Mensen die doorzetten. Sterk willen zijn. En maar doorgaan. Die niemand tot last willen zijn. Die hun verdriet zélf willen verwerken. Zélf willen dragen. En het liefst zo stil mogelijk. Zonder ‘lastig’ te zijn.
Omdat ze vroeger geleerd hebben om vooral door te gaan. Om het zelf op te lossen. Het zelf te doen. Het alleen te doen. Om anderen niet tot last te zijn. Om geen hulp te willen vragen. Omdat ergens diep van binnen de overtuiging zit dat dat zwak is. En dat sterk zijn iets is om trots op te zijn.
Maar rouw vraagt iets anders.
Niet nog meer kracht. Niet nog een tandje erbij.
Maar juist zachtheid. Vertraging. En verbinding.
Juist wanneer alles in je zegt: “Ik moet sterk zijn”, is dat vaak het moment waarop je eigenlijk iemand nodig hebt. Iemand die naast je komt zitten. Niet om het op te lossen, maar gewoon … om nabij te zijn. Naar je te luisteren. Of samen te zwijgen.
Hulp vragen
Mensen zijn sociale wezens. We floreren in verbinding, in contact zijn, samen optrekken en bij een groep horen.
Bij een verlies dat je van je sokken blaast is het niet vreemd dat je anderen nodig hebt.
Ze zijn er ook voor je. Ze willen je graag helpen. Troosten. Zijn vaak zelfs opgelucht dat ze eindelijk weten wát ze voor je kunnen doen.
Want ja, je moet het zélf doen. Jouw verdriet doorleven. Het is jouw verlies, jouw verhaal. Maar dat betekent niet dat je het alleen hoeft te doen.
En toch… merk ik keer op keer hoe lastig het is om hulp te vragen. Om even te mogen leunen. Om te praten of je hart te kunnen luchten.
En ook voor al die praktische dingen die je op dit moment even niet lukken. En die je later, als er weer ruimte is ontstaan, wél weer zelf kan doen.
Soms is zacht zijn voor jezelf, en toegeven dat je het even niet weet, het krachtigste dat je kunt doen.
Dat heb ik afgelopen weken maar weer zelf kunnen ervaren.
Dat zo’n goede eigenschap, waar je trots op bent en complimenten over ontvangt, in de ene situatie toch wel een wolf in schaapskleren in een andere situatie blijkt.
Even niet doorgaan
En dat is precies wat ik jou ook gun:
Doorzetten mag. Zeker!
Maar ook om ruimte te maken voor iets anders. Voor rust. Troost. Voor even niet sterk hoeven te zijn. Om even los te laten. Het vraagt misschien wel meer moed om te zeggen: ‘Ik red het even niet alleen’, dan om door te gaan.
En misschien lukt het je de volgende keer om hulp te vragen. Misschien lukt mij dat ook. En daar mogen we dan ook trots op zijn.
En Anne?
Die zei later:
“Ik dacht dat ik sterk moest zijn. Maar eigenlijk was ik pas écht sterk toen ik zei: ik kan het niet meer alleen. Toen brak er iets open. En kwam er ruimte. Voor verdriet. Voor troost. En ook voor hulp van anderen.“

